11
Karei van der Heijden, den 12en Januari 1846 te
Batavia geboren, vertrok reeds zeer spoedig van daar
naar Nederland. Den 2un Juli 1811 ging hij eene
dienstverbintenis voor 6 jaren aan bij het algemeen dépot
der landmacht; ruim eene maand later werd hij als
korporaal naar Indië overgeplaatst. Daar werd hij op
den lcn Aug. 1842 tot sergeant bevorderd, en, na in
1847 voor 2 jaren gereëngageerd te zijn, in October '48
tot sergeant-majoor. In Augustus van het volgende
jaar ging hij opnieuw eene dienstverbintenis voor 2
jaren aan; kort daarop, 26 Maart 1850, werd Van
der Heijden aangesteld tot 2en Luitenant.
De hoogst verdienstelijke wijze, waarop Van der
Heijden zich gedurende de 2e en 3e expeditie tegen
Bali, die door hem als sergeant-majoor werden mede
gemaakt, gedroeg, gaf aanleiding hem den llen Dcc.
v 1849 te benoemen tot Ridder der Militaire Willemsorde
4° klasse; tevens werd hem het eereteeken voor be
langrijke krijgsbedrijven geschonken.
Als 2e Luitenant nam hij in 1851 en '52 deel aan
de krijgsverrichtingen in het Palembangscheen nadat
hier orde en rust waren hersteld, werd hij in Febr.
'54 overgeplaatst bij het Garnizoens-Bataljon opBangka,
bij hetwelk hij 3 maanden later tot len Luitenant werd
bevorderd.
Nadat hij enkele malen van garnizoen veranderd was
werd Van der Heijden in de Zuider- en Ooster-Afdee-
ling van Borneo geplaatst; inmiddels tot Kapitein be
vorderd (19 Febr. 1859) werd hem tevens het waar.
nemend controleursschap over Barabei opgedragen.
Van 1860 tot '65 nam hij deel aan de krijgsverrich
tingen in de Zuider- en Ooster-Afdeeling van Borneo,
y
"N