12
en hij toonde in die dagen meermalen, een kundig,
beleidvol officier te zijn. Hij werd dan ook den 7cn
Maart 1863 bevorderd tot Ridder der Militaire Willems
orde 3e klasse en wederom begiftigd met het eere-
teeken voor belangrijke krijgsbedrijven.
Na in 1864- op zijn verzoek eervol ontheven te zijn
van de waarneming der functiën van Controleur 1° kl.
in de Afdeeling Alai en Amandit (Z. en 0. Afd. van
Borneo), vertrok liij in October '65 met 2jarig verlof
naar Nederland met behoud van aanspraak op bevor
dering gedurende dien tijd.
In October '67 uit liet Vaderland teruggekeerd, werd
hij bij het 9e Bataljon Infanterie geplaatst. In Novem
ber van het volgende jaar ontving hij zijne benoeming
tot Majoor bij het Garnizoens-Bataljon van Bangka.
Na nog twee overplaatsingen werd Van der Heijden
den 28en Februari 1872 tot Luitenant-Kolonel bevor
derd, en als zoodanig op 31 December 1873 door den
Luitenant-Generaal Van Swieten aangewezen als Com
mandant der le brigade bij de 2e expeditie tegen Atjeh.
Zijn moedig gedrag tijdens de jaren '73 en '74 werd
beloond door hem ten derden male te begiftigen met
het eereteeken voor belangrijke krijgsbedrijven, terwijl
hij tevens (6 Oct. 1874) werd benoemd tot ridder der
orde van den Nederlandschen Leeuw.
Nadat hij in 1874 de betrekking van Plaatselijk-
Commandant te Samarang had waargenomen, en in
'75 bij het Garnizoens-Bataljon van Sumatra's Westkust
en Onderhoorigheden was overgeplaatst, werd hij den
15en Maart van het volgende jaar tot Kolonël benoemd,
en als zoodanig ter beschikking gesteld van den mili
tairen en civielen bevelhebber te Atjeh.