u
Op den llen Januari 1880 wachtte Van der Heijden,
die den 26en September 1878 inmiddels tot Generaal-
Majoor was benoemd, eene onderscheiding, die voor
zeker een sprekend bewijs wasdat men de verdiensten
van den dapperen veldheer naar waarde wist te schat
ten hij werd namelijk buitengewoon bevorderd tot
Luitenant-Generaal, als belooning voor de uitstekende
diensten door hem bewezen bijen met opzicht tot de
krijgsverrichtingen van 23 Juli 1878 tot September'79
tegen de XXII en XXVI moekims.
Op het einde van Juni 1880 werd hij benoemd tot
Gouvernements-commissaris voor de organisatie van het
gewest Atjeh en Onderhoorighedenvan welke functie
hij in October van hetzelfde jaar eervol werd ontheven.
Den 4en Maart 1881 werd de Luitenant-Generaal
Van der Heijden eervol ontheven van het ambt van
Gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden en 6 dagen
later van zijne betrekking van Militairen Bevelhebber
aldaaronder dankbetuiging voor de door hem bewezen
goede diensten.
Na den 3en April 1881 op non-activiteit gesteld te
zijnvertrok hij den 29eu dier maand met éénjarig
verlof naar Nederland, waar hij op zijn verzoek, en
met ingang van 1 Februari 1882 op de meest eervolle
wijze uit Zijner Majesteits militairen dienst werd ont
slagen, onder dankbetuiging voor de vele en gewichtige
diensten door hem aan den Koning en aan den lande
bewezen.
Den llen April 1881 werd de Luitenant-Generaal
Van der Heijden benoemd tot Ridder der 1° klasse
van den Gouden Leeuw van het Huis van Nassau.
Dat de talenten van den dapperen, beleidvollen veld-