ROME EN NAPELS.
Mijn harte dwaalt naar Tibcrs stroomgebied
Waar in bet gulden blond der diepe golven
Wit marmer spiegelt; waar in 't ver verschiet
Het hoog gebergt' verrijst, in groen bedolven;
Waar kunst en nog eens kunst haar lauw'ren vlecht
Om elke steenkolom, om ieders slapen;
Waar 't kapitool, onwrikbaar vastgehecht
Aan Rome's faam, als oud, maar roemrijk wapen,
Zich trots verheft, en 't wreeld'rig Vaticaan
Den pauselijken stoel omringt met wanden,
Met goud en purp'ren zijde rijk belaan;
Waar de ouden aan der nieuwe kunst'naarshanden
Hun grootsche werken lieten als model
Waar Cicero zijn' stemme deed weerklinken;
Waar Caesar peinsde op roem in 't oorlogsspel,
Terwijl eens Brutus' macht hem neer deed zinken
Van 't keizersvoetstuk in een poel van bloed;
Waar eens de kracht der vlugge gladiatoren
Het juichend volk verrukte en zelfs 't gemoed
Van Rome's heldendochters kon bekoren.
Het water van den Tiber is geel: Tiberus Flavus.
~}0{~