32
Ik wilde den jongeling niet storen in zijne droefheid
en verwijderde mijdoelloos doolde ik eenigen tijd door
de stad rond, geheel onder den indruk van de vree-
selijke gebeurtenis, die ik had bijgewoond. Onwille
keurig richtte ik mijne schreden naar de Rue en
schelde aan de woning, die mij door Mariette, als die
van haar verleider, was aangewezen. Ik vond den be
woner thuis en werd bij hem in een prachtig gemeu
bileerd vertrek toegelatenwaar de markies de Lotte-
raines, zoo was zijn naam, achteloos op een divan lag
uitgestrekt. Bij mijn binnenkomen stond hij op en bood
mij een stoel aan, waarna hij de reden van mijne
komst vroeg.
Mijnheer", antwoordde ik hem, «ik kom niet tot
u als dienaar der wet, ik kom tot u om u bekend
te maken met een voorval, waarvan ik zooeven ge
tuige was."
De markies bleef zwijgen en ik vervolgde: «mis
schien herinnert ge u wel een meisje, Mariette ge-
heeten, die ge, nu reeds maanden geleden, eens op
de boulevard hebt aangesproken. Welnu" ik wilde
verder gaan doch een heftig schellen aan de buiten
deur doet mij eensklaps verschrikt opspringen. Eene
driftige mannenstem deed zich hooreneene zware stap
klonk in de gang. en de deur van de kamer werd
eensklaps geopend; wien zag ik staan Charles. Als
het beeld van de wrekende godheid stond daar de
arme knaap, met vlammende oogen en gebalde vuisten.
«Verleider, lage schurk" klonk het uit 'sjonge-
lings mond, en eer ik het kon verhoeden, had Charles
zich als een tijger op de Lotteraines geworpen en hem
met alle kracht op den grond geslingerd.