EEN ZOMERAVOND. 34 'tWas op een zomeravond, Zooals er weinig zijn. De zilv'ren beekjes droegen Hun golfjes naar den Rijn. De zon bescheen de toppen Van 't donk're, groene woud, En leende duizend kleuren Aan 't geurig kreupelhout. Het koeltje blies verkwikkend, En droeg het vroolijk lied Der blijde nachtegalen Langs akker, veld en vliet. Maar buiten deze tonen Van 't vroolijk voog'lenkoor Verstoorde niets de stilte, Trof geen geluid het oor.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1883 | | pagina 180