EEN St. NICOLAASAYOND. <r\ 38 't Was Zaterdag-morgen, den 4den December van bet jaar 1880. Zonder ongelukken was voor mij de week tot zoo ver voorbijgegaan. Ik zeg zonder ongelukken waarde lezer, omdat ik juist in een periode verkeerde, waarin ik gemiddeld om de 14 dagen gestraft werd. De gedachte aan den genoeglijken St. Nicolaasdag, dien ik bij eene familie in de stad zou doorbrengen, had mij echter in toom gehouden. Mijn invitatie van Zon dag had ik ingeleverd en reeds verheugde ik mij in het vooruitzicht van den St. Nicolaasavondtoen mijn booze geest, mij weder een leelijken part speelde. Wij hadden eigen oefening en ik deed helaas niets. Leegzitten was mij echter onmogelijk. Als ik niets te doen had, deed ik kattekwaad. Zoo gebeurde het ook toen. Mijn oor tegen het sleutelgat van de nevenzaal houdende, bemerkte ik weldra, dat men daar Duitsche les had. Nauwelijks vernam ik de vraag van den leeraar: »Wat kunt ge mij van Goethe meêdeelen?" of aan een plotselinge opwelling gehoor gevende riep ik met een diepe grafstem door het sleutelgat:

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1883 | | pagina 184