39
»Vom Vater habe ich die Statur
Des Lebens ernstes Fiihren;
Yom Miitterchen die Frohnatur,
Und Lust zum Fabuliren."
Welk effect mijn reciteeren had, kon ik niet nagaan
doch weldra zou ik er meer van hooren. 's Middags
moest de dader zich opgeven en met het treurige be
wustzijn den volgenden dag lang niet gezellig te zullen
doorbrengen, begaf ik mij 'savonds te bed.
Of ik al wenschte die vier regels niet uitgesproken
te hebben, of ik mezelf al verwenschte, het hielp niets.
Des Zondags op het middagappel klonk het onverbid
delijk uit den mond van den luitenant van piket
«Door den Goeverneur is de volgende straf opgelegd:
één dag politiekamer den cadet eigen oefening
hebbende, getracht in een ander lokaal de les te ver
storen."
Dat was dus mijn St. Nicolaas-cadeau. Oik had wel
kunnen huilen van spijt. Het berouw kwam echter te
laat en er was niets aan te veranderen ik marcheerde
af naar mijn onderaardsch verblijf. Daar kon ik nu
nog eens rijpelijk nadenken over mijn misdaad en
hoewel ik mij natuurlijk voornammezelf nooit weer
zoo'n poets te bakken en allerlei filosophische beschou
wingen hield over mijn toestand: ik zat in de doos,
bleef er in en kon er maar niet uit.
De duisternis was ingevallenmijn middagmaal reeds
lang afgeloopen en nog kon ik maar niet begrijpen
dat ik den St. Nicolaasavond in plaats van in een
gezelligen familiekring, in een donker vunzig hok zou
moeten slijtendat ik in plaats van warme punch
koud water zou moeten drinken en in plaats van
y