42
gewaarwording, toen ik de academiepoort achter mij
liet! Ik sprong een paar voet hoog en kraaide het
uit van pleizier. Ik had niet vroolijker kunnen zijn, al
had ik de honderdduizend uit de loterij getrokken.
Iedere kennis, dien ik op straat ontmoette, moest we
ten, welk geluk mij was te beurt 'gevallenik kon het
niet voor mij houden. Op een afstand van een pas
of tien riep ik alik ben vrijik mag uitzooeven
van onder den grond gekomen."
Dat ik door het gezelschap, dat mij in de politie
kamer waande, met groote verbazing werd ontvangen,
is licht te begrijpen. Aangenamer overgang van de
duisternis naar het licht heb ik nooit ondervonden,
ook heb ik zelden meer genoegen gesmaakt dan op
den St.-Nicolaasavond van het jaar 1880.
N. A. E. J.