H
Pas had zij haar maal geëindigd,
Of zij voelde zich niet goed,
Na een droevig, smart'lijk lijden
Stierf helaas onze arme bloed.
De oorzaak was zeer logisch, vrinden,
(Hoe onmoog'lijk liet u schijn',)
Want gelijk zoovele zaken
Bleek het meel vervalscht te zijn.
Aan een geurig stukje rundvleesch
Smulde nu de tweede kwast;
Welbehaag'lijk vloog ze verder,
Nadat zij zich had vergast.
Maar ook zij was niet gelukkig,
Ach, maar kort was haar genot,
Na slechts weinig oogenblikken
Trof haar ook haar zusters lot.
De oorzaak was zeer logisch, vrinden,
(Hoe onmoog'lijk het u schijn',)
Want gelijk zoovele zaken
Bleek dit vleesch vervalscht te zijn.
Met de derde ging 't niet beter
Zij toch vond een beker wijn,
En gelijk zoovele zaken
Bleek de wijn vervalscht te zijn.
Weldra hoorde nu de laatste,
Hoe 't haar vrienden was gegaan;
Diep bedroefd en zeer bewogen,
Pinkte ze uit haar oog een traan.