Al
DE VRIENDEN.
«Maar Karei! wat scheelt er toch aan. Je bent van
daag zoo stil en afgetrokken. Nog nooit heb ik je zoo
gezien. Toe vertel me eens oprecht, wat je gedachten
toch zoo bezighoudt. Wij hebben voor elkaar immers
geen geheimen en hoe vaak deed het ons hart niet
goed, als we het zoo eens geheel en al voor elkander
konden uitstorten
Och Henrihet is niets anders dan een weinig
hoofdpijn, ik heb van nacht wat vast geslapen, voila.
tout."
«Kom, maak dat nu een ander wijs, maar mij niet.
Integendeel, je ziet er uit alsof je den geheelen nacht
geen oog toegedaan hebt. Kombiecht nu eens op."
Tegelijkertijd legde Ilenri zijn hand op Karel's schouder,
om hem als het ware nog meer tot spreken uit te
noodigen.
Deze woorden werden gewisseld tusschen twee jonge
menschen, die met elkaar een eenvoudig ontbijt nut
tigden. Reeds zes jaren was het geleden, dat zij kennis
met elkaar maakten. Van het eerste oogenblik afaan ge
voelden zij zich tot elkander aangetrokken, en weldra
waren zij vrienden, vrienden in den waren zin des