48 woords, die geen geheimen voor elkander hadden, die steeds lief en leed met elkander deelden. Waarachtige deelneming had ook nu Henri doen spreken. Hij, die zijn vriend altijd even opgeruimd en vroolijk gezien had, hij moest wel bemerken, dat eene droefgeestige gedachte Karei ternederdrukte. Hoe hij er ook op aandrong, steeds gaf Karei ontwijkende antwoorden. Eindelijk evenwel loosde deze een diepen zucht en sprak »0ch Henri, ik ben eigenlijk een groote dwaas; eene gedachte, die ik niet kan verdrijven, maalt mij door het hoofd. Werkelijk de zaak is te hopeloos, dan dat ik er over durf spreken." «Maar met mij toch wel, is het niet? Tegenover mij behoeft ge uwe woorden immers niet te wikken en te wegen." «Ja, dat is wel zoo, maar tochnu dan, misschien dat uwe woorden mij eenigszins zullen opbeuren. Ge weet, dat we voor een dag of wat bij de familie G. gesoupeerd hebben. Daar was toen eene nicht, Johanna, gelogeerd. Deze Johanna is de oorzaak van mijne droefgeestigheid. Zij toch is het, die mijne gedachten nog steeds bezighoudt, die een blij venden indruk bij mij heeft achtergelaten. Ja Henri, ik bemin haar, o ik gevoel het, ik bemin haar oprecht, en waarlijk het is geen opwelling van jeugdige opgewondenheid. Toen hij dit gezegd had, liet hij het hoofd op zijne hand rusten en keek met een doffen blik uit het venster. Henri, o het was duidelijk te zien en had Karei naar hem gekekendeze zou het ook opgemerkt hebben Henri schrok hevig bij het hooren dezer bekentenis. Een hoog rood kleurde een oogenblik zijne wangen,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1883 | | pagina 194