EENE PENSCHETS NAAR HET LEVEN.
58
Wilt ge, geachte lezer, mij volgen naar de boven
verdieping van een huis, dat, naar het uiterlijk te
oordeelenook inwendig weinig aanlokkelijks belooft
Laat u echter niet afschrikken door dat ongunstige
aanzienhijdie de wereld wil leeren kennen zooals
ze is, moet niet terugdeinzen bij het aanschouwen van
armoede en ellende. Zouden we geluk en grootheid
voorspoed en rijkdom naar waarde kunnen beoordee-
lenwanneer we verdriet en vervaltegenspoed en
armoede niet van nabij hadden leeren kennen Neen
niet waar? Welaan, volg mij dan en treed met mij de
oude, versleten trap op, die naar de bovenverdieping
leidt.
Wat is het somber en stil in dat groote huis; het
is, als ware het geheel onbewoond; toch vinden hier
tal van huisgezinnen beschutting tegen weer en wind,
wanneer 's nachts de natuur in opstand komt en door
hevige regen- of sneeuwbuienof wel door eene ver
woestende windvlaag een ieder huiswaarts jaagt. Maar
over dag, neen, dan mag de arme zich door niets
laten weerhoudenhij moei uitweer of geen weer
hij moet zijn brood verdienen. Dan is dat huis, dat