.4
60
Het meisje, dat we kortweg Anna zullen noemen,
was eene dier arme wezens, die, te vroeg ouderloos,
medegesleurd worden door de verleidingendie de
wereld haar aanbiedt. Zoo had ook zij gezwicht voor
de gesprekken van hen, die haar de tijdelijke liefde
toedroegen, waardoor zoo menige vrouw zich later leert
verachten. Ze had toegestemd, onbewust, dat zij zich
daardoor zelf den strik spande, waarin ze zoo spoedig
zou gevangen worden. Ze was gevallen, maar ondoor
dacht, niemand was er echter, die haar de hand reikte
om haar wTeder op te heffenvelen daarentegendie
haar zonder gewetensbezwaar nog dieper in den af
grond deden zinken. Ze had gedwaald; niemand
bracht haar evenwel op het rechte pad terug, terwijl
velen haar door handel en wandel, door woorden en
voorbeelden aanspoorden, op den eens ingeslagen weg
voort te gaan. Helaas, eerst toen het te laat was,
leerde ze het kwaad ten volle beseffen.
Arme Anna, wat was het hard voor haar zoo vele
gegronde verwijtingen tot zich zelve te moeten richten,
en achze wilde zich wel beterenmaar steeds klonk
haar het »te laat", »te laat" op dreigende wijze in
de ooren.
Te laat, want ze was moeder geworden en helaas,
de omstandigheden noodzaken iemand zoo vaak zelfs
tegen zijn wil van het eene kwaad in het andere te
vervallen, zoo ging het ook haar.
Verlaten door hen, van wie ze hulp en steun ver
wacht had, bleef Anna alleen met haar kindje achter.
Verstootenverguisd door een ieder, zelfs door hen
die haar vroeger van liefde sprakenwas het haar niet
mogelijk werk te krijgen. Vele, vele dagen had ze