A 63 een kreet van wanhoop uitstiet, ijlde ze weg; altijd en altijd voort, om zoo ver mogelijk de plaats te ont vluchten, waar ze haar kind had moeten achterlaten en telkens angstig omziende, als werd ze achtervolgd, totdat ze buiten de stad was gekomen, waar ze adem loos, naar lichaam en geest overspannen, neerzeeg. Het huis, waarvoor Anna haar kindje had gelegd, werd bewoond door den ouden Van Straten en echt- genoote. Het waren eenvoudige burgermenschendie als leefden zij slechts voor elkander zich weinig met anderen bemoeiden. Dat er velen waren, aan wie zulk eene onverschilligheid vreemd voorkwam, en dat de Van Straten's juist daardoor de aandacht van praat zieke stadgenooten tot zich trokken, zal den lezer wel niet vreemd voorkomen. Zooals bijna altijd in zulke gevallen raakten die praatjes kant noch wal, en we zullen er ons voor het oogenblik dan ook niet mede ophouden. Van Straten leefde sinds kort van het kapitaaltje, dat hij zich door zuinigheid en overleg had weten te besparen. Nadat hij zijne zaak met voordeel had kunnen overdoenhad hij zich een kleineenvoudig huisje ge huurd, waar hij met zijne wederhelft, een goed, har telijk vrouwtje, zijne laatste dagen in stilte hoopte door te" brengen. Hun echt was kinderloos gebleven; wel had Van Straten steeds verlangd dat zijn zoon hem in de zaak zou opvolgenen zijne vrouw, dat zij op haar ouden dag door hare eigen dochter zou worden bijgestaanmaar het waren steeds luclitkasteelen ge weest en gebleven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1883 | | pagina 209