72
DE MEDEMINNAARS.
1
Het is op zekeren avond, dat op eene kamer in
eene der straten van Amsterdam, een jongen aan de
tafel zit te schrijven.
"ij heeft blijkbaar haast, want telkens ziet hij van
het papier op naar de pendule, die op den schoor
steenmantel staat. Geen wonder, het is nu zeven uur
en hij heeft beloofd om acht uur bij de familie Brand
te zijn.
Tot nog toe heeft hij als goed militair steeds gezorgd
daar op tijd te zijn en vooral op dezen avond zou hij
niet gaarne het appel willen verzuimen; als militair,
want al is hij nu nog in burgerkleedingde sabel die
in den hoek staat, netjes opgepoetst, heeft ons dadelijk
doen zien, dat wij ons op de kamer van een officier
bevinden.
Hans, zijn oppasser, had wel gemerkt, dat de luite
nant er van avond eens heel netjes wilde uitzien,
want vandaag had het van hem aanmerkingen gere
gend, niettegenstaande de arme kerel zich uitgesloofd
had, en toen hij eindelijk met zijn arbeid gereed was
y