75 En vurig drukte hij den ring aan zijne lippen: «Arm meisje," mompelt hij. Twee maanden zijn sedert verloopen. Een Suezboot ligt in de Rietlanden gereed om te vertrekken; behalve tal van passagiersgaat een detachement suppletie- troepen mede. De stafmuziek van het 7e regiment in fanterie doet zich hooren; de kolonialen brullen mede, de passagiers zeggen voor het laatst vrienden en bloed verwanten vaarwel; de boot wordt van de steigers losgemaakt en glijdt zacht over de kalme wateren van het IJ. Tegen de verschansing geleund staat een jong officier, in Indisch infanterie-uniform. Het is Janssen nog klinken hem de vroolijke tonen der muziek in de ooren, maar daar binnen in zijn hart doen zich andere tonen hooren. Hij heeft Emilie niet meer kunnen spreken, zij is op reis gegaan, zonder dat hij haar de oogen heeft kunnen openenom dien ellendeling die hem belasterd heeft, tegenover haar te ontmaskeren. En daar aan land staat te midden der bedroefde achtergeblevenen een jong man, den hoed in de oogen gedrukt. Van onder den rand van den hoed werpt hij steelsgewijze blikken op den jongen officier, die tegen de verschansing geleund staat. In het eerste oogenblik speelt een glimlach van tevredenheid op zijn gelaat, nu hij zijn medeminnaar ziet vertrekken; in het volgend oogenblik echter verdwijnt die glimlach, weemoedig staart hij voor zich uit; eene rilling gaat hem door de leden. «Ik ben niet anders," mompelt hij. Vaster drukt hij den hoed op het hoofd en snel verlaat hij den steiger om stadwaarts te gaan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1883 | | pagina 221