77 strijd staat hun te wachten, daarvan is een ieder over tuigd, maar de soldaat vertrouwt op zijn officier en onbezorgd ziet hij den ophanden zijnden kamp tege moet. Geen woord wordt in de gansche colonne vernomen zelfs geen commando; de trommen zijn verstomd, maar toch schrijdt het bataljon met vasten tred voorwaarts. Eenigen tijd had die doodsche stilte geduurd, slechts onderbroken door het ruischen der bladeren van klap- perboomenwaringins en djatiboomentoen op eens in de verte een vervaarlijk krijgsgeschreeuw werd ver nomen en onmiddellijk daarop tal van geweerschoten volgden. De voorhoede was dus op den vijand gestooten, en blijde uit hunne bange onzekerheid te zijn losgerukt, schreden de mannen sneller voorwaarts. Maar het Krijgsgeschreeuw verstomde niet; integen deel, steeds sterker werd het gehoord, terwijl aan den anderen kant het geweervuur verflauwde. Het scherpgeoefend oor van den bataljonscomman dant, die reeds menigen strijd heeft bijgewoond, had hem zulks reeds verkondigd. Een onheilspellende trek leest de soldaat op zijn gelaat en reeds vervult een bange zorg zijn hart, als weder dat kalm gelaat vol vertrouwen op zijne krijgers blikt. Snel wenkt de overste den commandant der voorste compagnie; deze nadert en wacht de orders van zijn superieur af. Maar nauwelijks heeft hij het bevel uit den mond van den overste vernomen, of een lach verheldert zijn ge laat; zijne compagnie valt de eer te beurt, de in het nauw gebrachte kameraden ter hulp te snellenen ijlings keert hij weder om zijne dapperen te doen avanceeren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1883 | | pagina 223