94
Marie in al haar doen en laten zag, haar lieftallige
zorg voor allenzooals hij haar gezond verstand en
oordeel leerde kennen in gesprekken over allerlei zaken
moest hij haar waardeeren en achten. Weldra had
het eenvoudige meisje een dieper indruk op hem ge
maakt, dan hij zich zelf wilde bekennen. Papa Ver
hagen merkte wel uit Eduards gesprekken over Bartels
huisgezin, waarin Marie altijd op den voorgrond trad,
dat er iets gaande was en had al eens lachend ge
zegd«Jongen, pas op, ik geloof dat je al van het
hondje gebeten bent," maar Eduard had er zich altijd
schertsend van afgemaakt.
Toen hij er echter van overtuigd was, dat Marie's
bezit noodzakelijk was geworden voor zijn verder geluk,
aarzelde hij niet zijnen vader de staat van zaken mede
te deelen en deze was zoo verstandig om in te zien
dat, als Eduard haar wezenlijk liefhad, hij het geluk
van zijn zoon niet kon vergallen, zoodat hij met de
woorden «Nu, jongen, als je meent, dat je het zonder
haar niet kunt stellen, a la bonheur, dan heb ik er
vrede mee, ofschoon ik liever had gehad, datje een
meisje uit je eigen stand had gekozen," zijn toestem
ming gaf. Wie was gelukkiger dan Eduard. Reeds
had hij uit Marie's mond vernomen, dat hij haar niet
onverschillig wasterwijl de oude lui Bartelszoo
ingenomen met den vroolijken, degelijken jongman,
ook stellig het geluk van het jonge paar niet in den
weg zouden staan. Eduard dacht reeds zeker te zijn
van zijn zaak. Maar jawel, hij had buiten den waard
gerekend. Mama nl. had een ander plannetje in het
hoofd en wilde er niets van wetendat haar jongen
haar eenige, zich met de dochter van een timmerman