103
II.
En Ferdi? Op zijn gemak in een fauteuil gezeten,
ontbeet hij, zooals hij dat iederen morgen gewoon was
te doen, doch met ietwat minder eetlust. Die bruilofts
partij had ook bij hem een diepen indruk achter ge
laten. Kerel, dat was toch zoo'n aardig bakkesje en
zoon lief en degelijk meisje, hè! Betsy heette ze en nog
wel familie van me, je moet toch maar zoo'n boffert
zijn als ik, om zoo'n aardig achternichtje te bezitten.
En het is een mooie naam Betsy. Zou ik haar nog
niet eens te zien of te spreken kunnen krijgen? Ik
geloof waarachtig, dat ze mijn hoofd op hol heeft ge
bracht nuhet is toch ook niet mijne schuld als je
zoo doodtoevallig met zulk een allerliefst meisje in een
bosch verdwaalt, ik geloof vast, dat zij ook wel mede
wTilde. Ik ben heelemaal op haar verkikkerd. Als ik
haar eens krijgen kon, dat zou een lot uit de loterij
zijn. Vond ik nu maar iets om haar eens te spreken.
Die zoekt, die vindt. Een week of wat na dien
bewusten morgenwaarop twee menschenzoo ver van
elkaar verwijderd, en niets van elkaar wetend, toch
zoo naar elkaar verlangd hadden, kwam Ferdi 's mid
dags op zijne kamer en het eerste woord, dat hij tot
zijne verbaasde hospita sprak, was: »Eureca" waarvan
de goede ziel natuurlijk niets snapte en maar spoedig
aftrok. Ik ben toch een geluksvogel, Hoe toevallig nu
toch, dat de zuster van Karei juist eene vriendin van
Betsy is, en Anna is binnenkort jarig en waarlijk, daar
ben ik gevraagd, om op de dan te geven jongelui's
partij ook een kijkje te komen nemen. Ik neem het
aan, verneem wie er al zoo komen en wat gebeurt er