114 te hebben, mij in alle opzichten onaangenaam te zijn. Wat geeft u het recht zoo familiaar met die jonge dames om te gaan." «Maar wat heeft dat toch te beduiden, in welke betrekking staat ge tot die jonge dames om mij eene zoodanige vraag te doen. Zoolang ik zulks niet weet, ben ik niet alleen van plan uwe vragen onbeantwoord te laten, maar aangezien mijn tijd beperkt is, zal ik u ook niet verder te woord staan." |God beware me, kennen jullie elkaar, dat is ver duiveld toevallig," aldus hoorde ik eensklaps eene stem achter mij roepen. Beiden keken wij om, stom van verbazing. Het was mijn neef Willem, die deze woor den gesproken had en mij verder verwelkomde met de woorden: «Zoo, Karei, hoe gaat het, kerel je ziet er bijzonder blozend uit." «Geen wonder," was mijn antwoord, deze heer heeft mij in eene minder aangename stemming gebracht. Maar ge schijnt hem te kennen en misschien zijt ge daarom instaat mij te zeggen, wat hij met Lucie en Geertruida te maken heeft." Het uiterlijk van den onbekende getuigde, dat hij, evenals ik, in de uiterste verbazing verkeerde. «Hemelsche goedheid, hebben jullie woorden? Wat hij met Lucie te maken heeft Wel hij is niemand anders dan haar bruidegom." Als van den donder getroffen bleef ik staan. «Dus het is mijnheer Zuidduin," riep ik uit, «dan begrijp ik alles," en mij tot mijn aanstaanden neef wendende, zeide ik: «Mijnheer, nu ik uwe positie tegenover Lucie kenkan ik mij uwe woorden gemak kelijk begrijpen en zal ze u daarom volstrekt niet

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1883 | | pagina 260