118 EEN FEANSCH HUWELIJK. Het einde van October nadert; de schoone herfst dagen zijn voorbij, en het veelkleurig kleed, waarin de natuur zich geruiraen tijd in volle pracht getooid heeft, wordt reeds vaal; de boomen verliezen hun sierlijken dosch, en de anders zoo vroolijke zangen der vogeltjes klinken ons als even zoovele noodkreten in het oor. De donkere, nevelachtige lucht, waarin het geheel gehuld is, verhoogt nog de droevige stemming, waarin de natuur met de menschen schijnt te willen deelen. Het was een treurig tooneel, dat zoo even onze oogen boeide, toen we op het kerkhof de laatste eer zagen bewijzen aan de nagedachtenis van een braaf man. Slechts één was bij die treurige plechtigheid tegenwoordig; die eene was zijne dochter, op wier gelaat de stempel gedrukt was van diep gevoeld ver driet, in wier rood bekreten oogen we de liefde konden lezen, die ze haren vader toedroeg, en de smart, die ze bij zijn heengaan ondervond. Wanhoop sprak uit geheel haar wezen, toen zij zich plotseling van haar eenigen steun beroofd zag, en alleen de overtuiging, dat ze het lijden van eene zwakke en zieke moeder In hoofdtrekken heeft dit tafereel in den loop van dit jaar te Parijs plaats gehad. de Schr. ~}<X~

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1883 | | pagina 264