119
moest trachten te verlichten, gaf haar moed tot leven,
en bracht haar langzamerhand tot kalmte terug.
Terwijl we haar de taak van ziekenverpleegster laten
vervullen, willen we met een enkel woord den toe
stand schetsen, waarin het huisgezin zich op dit oogen-
blik bevindt.
Duval was een man in de kracht zijner jaren, toen
de dood, die jeugd noch ouderdom ontziet, hem aan
de zijnen ontrukte. Als apotheker had hij eene zaak
begonnen, die hem wel is waar geen fortuin bezorgde,
maar toch meer dan een burgerlijk bestaan opleverde.
Zijne vrouw, reeds sinds geruimen tijd door eene borst
kwaal aangetast, kwijnde langzamerhand weg, en had
de recht kinderlijke zorgen van hun eenig kind, de
16-jarige Eugénie, in hooge mate noodig. Maar ook al
had die zware ziekte haar gestel niet ondermijnd, zij
zou niet in staat zijn geweest aan het hoofd van deze
zaak te staan.
Duval had dit voorzien en had haar op zijn sterfbed
gezegd
Betsy, spoedig zal ik niet meer bij u zijn, om u
met raad en daad te steunen, en toch zult ge iemand
moeten hebben, die mij in de zaak kan vervangen,
een persoon, in wien ge vertrouwen kunt stellen. Wat
zoudt ge van Adolph denken? Mij dunkt, hij is ons
vertrouwen wel waard. Ik heb hem als een kundig
man leercn kennen; als mensch houd ik hem voor
eerlijk en rechtschapen. Misschien zou hij ook een
goed schoonzoon zijn. Denk eens over een en ander
na, ook over dat laatste, maar raadpleeg dan onze
lieve Eugénie daarover."
Het was de laatste raad, die de brave Duval aan