127 het behoeft niet gezegd te wordendat zij met angst en vrees het oogenblik der beslissing verbeidde. Toen eindelijk dat door Eugenie zoo zeer gevreesde tijdstip daar was, trad zij met Adolpb en diens broe der, mede een werktuig in de band van den diep be drogen echtgenoot, het buis van bijeenkomst binnen. Zij zelve werd aan den ingang geplaatst ten einde daar post te vatten, terwijl de beide mannen weldra in de duisternis verdwenen. 't Was baar, alsof zij opgehouden had te levenen toch ze droomde niet. Wat zou daar ginds gebeuren? Wat zou het einde zijn van het geheimzinnig voorval, waartoe zij gedwongen was bare hulp te verleenen? Zou ze roepenen trachten hem te reddendien ze vroeger zoozeer bad liefgehad? Ze wilde wel, maar ze kon niet; de stem had haar begeven. Rillende van vrees stond ze daar zonder zich zelfs te durven bewegen. Maar, wat hoorde ze daar? Een gil, een plof, alsof iemamd viel. Zou Adolph eenneendat niet. Maar toch, daar, daar komt hij terug en torscht een zware last; ja, hij is. hij is een moordenaar! Als vastgenageld aan den grond bleef ze wezenloos op hare plaats staan; nu eens bleek van aandoening, dan weder rood van schaamte over zichzelf of van toorn op den man, dien ze haar echtgenoot moest noemen. Ja, dat was dan het gevolg van haar misstap, maar die misstap zelf was het uitvloeisel van het egoïsme van Adolph.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1883 | | pagina 273