133
Zou ook zij daarmede ingestemd hebben, het lieve
kind, dat met van blijde verwachting stralende oogen
op het balkon aan de overzijde staat; ontelbare malen
is ze van daar naar binnen gegaan, omdat het wach
ten haar moê maakte, naar het heette; maar eigenlijk
omdat ze zoo zenuwachtig was. Ze had dan ook vree-
selijke angsten moeten uitstaan; pas verloofd en ter
stond reeds gescheiden, en dan nog wel door den
oorlog; wat had ze geweend, toen Henri afscheid was
komen nemenhet had hem niets geholpen of hij haar
sprak van over een half jaar terug te komen; ze had
zich het ergste voorgesteld, en nu, ze had het wel
iedereen willen toeroepen: «hij komt terug, mijn Henri!"
Hoe vreeselijk was die angst geweest, en wat had
haar arm hartje angstig geklopt bij het hooren van
al die ellende.
Gedurende den tijd van den oorlog had ze vriend
schap gesloten met een ouden gepensioneerden kolonel
van de huzaren, Henri's vroegeren chef. Hij was
altijd juist op de hoogte, waar zijn vroeger regiment
was, en wist haar altijd te zeggen, in welke richting
het waarschijnlijk verder zou oprukken.
En daar kwamen ze dan terngdie huzarenoveral
waar men ze gezien hadhadden ze respect afgedwon
gen het was dus geen wonder, dat men ze met open
armen inhaalde.
«Maar komen ze dan nooit, kolonel! het is al een
hall uur over den bepaalden tijd." «Ja, heb maar ge
duld, kindlief, het duurt altijd nog al lang met die
ofïicieele speeches." Ha, eindelijk, daar hoort ze in de
verte het gejuich, nader en nader komt het, daar
klinken de tonen van dien welbekenden vroolijken
y