171
RIDDERKRUIS.
Eene Romance).
Margreta was een maagd, zóó schoon
Als er niet velen zijn
Met oogen bruinen haren zwart
En mondje, o zoo fijn!
Ze w7as daarbij zeer fier van aard,
En droeg het harte hoog;
Haar gang was zóó vol majesteit,
Dat ieder voor haar boog.
Geen wonder dus, dat Margariet
Zeer veel aanbidders had!
Maar tochvoor 't vragen harer hand
Geen nog den moed bezat
De hooge eischen kende men
Dier vorstelijke vrouw,
Die niet tevreên was met hun eed
Van eeuw'ge liefde en trouw.