174
Hij trekt zijn stoutste schoenen aan
En vraagt een dans aan haar,
»Dat treft u!" roept zij, schertsend uit,
»Ik heb één wals nog maar!"
Die ééne kwam. Met kloppend hart
Omvat hij hare leest
Met woeste drift zwaait hij haar rond,
Als dwarrelde zijn geest,
Zij staart hem met verwond'ring aan
Ofschoon haar boezem hijgt,
Volgt toch haar voet zijn dolle pas
Tot dat 't orkest straks zwijgt.
Gestuit wordt eensklaps nu hun vaart,
Terwijl zijn arm ontspant
Hij stamelt een onthutst pardon!"
En trekt haar naar den kant.
Gewillig volgt de Jonkvrouw hem
Geen toorn spreekt uit haar oog;
En ziet zij Herman aan haar voet
Dan heft zij hem omhoog.
wGa heen!" zegt zij verwerf u roem,
wEn keer als ridder weer,
wTot zoolang blijf ik vrije maagd,
wik reik mijn hand niet eer!"