176 Zoo peinst de schoone Margariet Wier hart de krijgsman stal Zoo vraagt zij zich, gedurig weer, Twee volle jaren al. Ook heden loopt zij mijm'rend voort In 't stille plecht'ge woud, En dwaalt naar hare lieflingsplek Naar 't somb're dennenhout. Daar kraakt het stoort niet haar gepeins! Een voetstap in de laan Maar eind'lijk wendt zij 't hoofd toch om En blijft verrast dan staan. «Mijn God! Wie is die vreemd'ling daar, »Die mij zoo scherp beziet? »0m 't hoofd een doek, om de arm een hand «Een Indisch invalied? «Die brengt mij wis de tijding mee, «Dat Herman spoedig komt!" Zoo denkt zemaar ze vraagt hem niets 't Is of haar spraak verstomt. De krijgsman brengt haar zijnen groet, En spreekt haar vragend aan »'t Is immers jonkvrouw Margariet, «Die 'k vóór mij hier zie staan?"

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1883 | | pagina 322