A
4 82
toegebrachten slag, maar de schok, die zijn zenuwgestel
had ondergaantoen de ontaarde zoondien hij toch
nog innig liefhad, de hand tegen hem ophief, had zijn
gestel voor goed ondermijnd, zijne kracht gebroken en
nimmer werd hij weder de flinke man van vroeger.
Aanvankelijk beproefde hij weder zijn werk ter hand
te nemenmaar weldra moest hij het opgevenhij kon
niet meer.
Het nette huisjew7aar hij zoo gelukkig was geweest,
moest worden verlatende meeste meubelen werden
verkocht om de kosten te dekkendie zijne langdurige
ziekte had veroorzaakt, en met zijne vrouw betrok hij
een klein, ongezellig, bijna ongemeubeld kamertje.
In de grootste armoede brachten zij hunne dagen
door, levende van het weinigedat hij als boodschap-
looper, schoenpoetser enz. en zij als werkster op de
I enkele buitens in den omtrek kon verdienen. Misschien
echter zou de gedachte dat zijne vrouw, die nimmer
sterk was geweest, zijne vrouw, die hij altijd zoo innig
had lief gehaddie armoede met hem moest deelen
hem eenmaal nog de verloren krachten hebben doen
hernieuwen.
Doch ook dit mocht niet zijn, want weldra ontviel
hem ook de éénigevoor wie hij ïog werken wilde en
kon. De arme vrouw kon de ontbering en het verlies
yan haar zoonwaarom zij nog dagelijks treurde, niet
verdragenhaar gestel was te teer daarvoor en weldra
ging zij daarheenvan waar men nimmer wederkeert.
Dit was te veel voor lijmen. De uitgeputte, nog
nauwelijks herstelde man was tegen dezen nieuwen
slag niet bestand en een hernieuwde aanval zijner vroe-
selijke ziekte bracht hem aan den rand van het graf.