CVIII
een examen. Hunne opkomst in werkelijker) dienst
kan met het oog op studie of beroep worden uitge
steld tot aan het 26ste levensjaar.
De eenjarige vrijwilligers storten 750 gulden (cava
leristen ƒ1000), waarvoor de Staat in uitrusting en
onderhoud voorziet. Het aantal eenjarigen is beperkt
(4 per compagnie, batterij enz.).
Wie na één jaar dienst niet voldoet aan het examen
voor korporaal, moet nog drie of zes maanden dienen.
Voor den rang van aanvullings-officier moeten zij
een examen in letterkundige en militaire vakken af
leggen; tevens moeten zij daartoe gedurende drie
maanden in werkelijken dienst gedurende de najaars
manoeuvres zijn geweest.
De negentien beschikbare lichtingen dienen tot het
vormen van het staande leger, en de mobiele en ter
ritoriale militie.
Elke jaarlijksche lichting wordt in 3 categorieën
verdeeld. De manschappen der 3de categorie (eenige
zonenoudste zonen van weduwen) komen terstond
bij het territoriale leger enz. en volbrengen daarbij
hunnen lOjarigen diensttijd.
De sterkte der 1ste categorie wordt jaarlijks dooi
de wet bepaald; zij bedroeg vóór 1882 meestal 650.000
man, maar in dat jaar 750.000 man.
De overblijvenden der lichting vormen de 2de cate
gorie. Het nummer, bij de loting getrokken, beslist
over de plaatsing bij de 1ste of de 2de categorie.
De eerste categorie dient 9 jaren bij het staande
leger, waarvan 3 jaren actief; de overige 6 jaren bij
de reserve. Daarna gaan zij gedurende 3 jaren bij de