Engeland. r.x In 1881 werden 20.000 man dezer categorie, tot de lichtingen van 1859 en I860 behoorende, gedurende 8 dagen geoefend. In liet begin van 1882 was de legersterkte als volgt: staande leger: 206.000 man actief, 260.000 man reserve en 250.000 man 2de categorie; te zamen 716.000 man; mobiele militie: 164.000 man 1ste categorie, 166.000 man 2de categorie; te zamen 330.000 man; territoriale militie: 206.000 man 1 stecategorie 282 000 man 2de idem en 404.000 man 3de idem; te zamen 892.000 man. De wet van 1876 bracht den diensttijd van 12 op 19 jaren in 1894 zal de territoriale militie sterk zijn 1.400.000 man. In 1882 was dus de totale legersterkte 1.937 000 man. De oorlogsbegrooting bedroeg 118 millioen guldens. De bevolking bedraagt 35 millioen zielen. Het Engelsche leger bestaat uit: a. het staande leger; b. de reserve van het staande leger; c. de militie d. de militie-reserve e. de yeomanry; de vrijwilligers (volunteers). De troepen onder cf begrepenzijn de auxiliary forcesdie onder a en b de regular army. Het bestaan van het staande leger berust op een jaarlijks te hernieuwen Parlementsbesluit, de mutiny-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1884 | | pagina 112