zich de bij dc 1ste afdeeling der Krijgsschool gedeta
cheerde officieren van dat leger hadden aangesloten,
zich in de amusementzaal. Nadat Prof. De Hollander,
door eene commissie van zijne woning afgehaald, de
zaal was binnengeleid, nam de Gouverneur der Aca
demie het woord om den jubilaris in eene hartelijke
toespraak met de viering van dit zeldzaam feest geluk
te wenschen. Met ingenomenheid wees spreker er op,
hoe de hoogleeraar, dien hij veertig jaren geleden liet
voorrecht had met jeugdige kracht zijne taak te zien
aanvaarden, zich steeds als een man vol ijver, nauw
gezetheid en welwillendheid had doen kennen, Spre
kende over de erkentelijkheid, die den jubilaris van
zoovele zijden ten deel viel, en de waardeering, die
zijne getrouwe plichtsvervulling verworven had, was
het hem een bijzonder genoegen openlijk melding te
maken van een ministerieel schrijvenwaarin Zijne
Excellentie de Minister van Oorlog hulde bracht aan
de veelzijdige verdiensten van Prof. de Hollander en
zijne hoogachting voor diens persoon uitsprak.
Ten slotte overreikte de Gouverneur den jubilaris
een albumde namen vermeldende van ruim honderd
officierenleeraren en oud-leerarendie zich vereenigd
hadden om den hoogleeraar ook een meer blijvend
aandenken aan dezen feestdag aan te bieden. Nadat
de toespraak van den Gouverneur met een drievou
dig: «Hoera! leve Professor De Hollander!" was be
groet, trad de kolonel van den generalen staf van
het Indische leger H. F. Meijer voor, om in de eerste
plaats aan den hoogleeraar in zijne qualiteit van eere
lid van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en
CXI.