CXLV
komst niet veel tijd tot uitspanning overbleef. Het
examen naderde met rassche schreden, zoodat wij
bijna allen genoodzaakt waren geheel onzen vrijen tijd
aan de studie op te offeren. De Academie scheen in een
boekenwoestijn herschapen en zoo men niet beter wist,
zoude men geneigd zijn om te denkendat het halve
koips gestraft was, indien men op een Zondag-namid
dag eens een blik in de amusementzaal had geworpen.
Ecnigen tijd geleden was ons de order voorgelezen
waarbij de Kapitein H. J. G. Benschop tot commandant
van het kamp op de leteringsche heide werd benoemd
teiwijl de 1ste Luitenant P. A. Spaan als diens adju
dant werd aangewezen. Welhaast vernamen wij ook
uit welke leden de Commissie, belast met het afnemen
\dn het officiers-examen, zou bestaan en weinige dagen
later nam reeds de eigenoefening voor het derde en
vierde studiejaar een aanvang.
Deze uren van voorbereiding waren betrekkelijk
spoedig vervlogen, maar niet zonder zeer afmattend op
de meesten te hebben gewerkt. Zij waren de laatste
ooi bode van het examen, dat met huiveringwekkende
snelheid naderde. Den 23sten Mei was eindelijk de
gewichtige dag daaren iederdie eenigszins op de
hoogte is van het cadettenlevenzal begrijpenwelk
een vermoeiende tijd hiermede aanbrak.
Het was op den avond van den 26sten, toen eens
klaps eene treurige tijding ons ter oore kwam. De
Cadet J. P. Grooss van het wapen der Infanterie 0. I.
1ste studiejaar was dooi- den dood uit ons midden
wegge] uktna door eene hevige ziekte reeds geruimen
tijd aan het ziekbed gekluisterd te zijn. Wij zullen