I
M
CXLVIII
vruchten van een jaar werkens verloren gaan, ter
wijl 49 onvoorwaardelijk bevorderd werden. De
avond, die daarop volgde, zal nog menigeen in liet
geheugen liggen, en geen macht ter wereld zoude in
staat zijn geweest de feestelijke stemming te verdrijven,
welke toen in het kamp heerschte.
Intusschen was den 18den de eigenoefening en den
35sten Juni het overgangsexamen voor het eerste en
tweede studiejaar begonnen, hetwelk velen wederom
eene schrede nader tot hun doel zoude brengenmaar
ook velen weer in hunne schoonste verwachtingen zou
teleurstellen. Wij gaan die dagen met stilzwijgen
voorbijen vermelden slechts terloops de benoeming
tot cadet-korporaal van al diegenen, welke in het
hoogste studiejaar waren overgegaan. Drie waren
hiervan echter uitgesloten.
Den 2den Juli vertrokken de cadetten der Artillerie
van het derde en vierde studiejaar naar het kamp op
de Oldebroeksche heide, om zich aldaar onder de
leiding van den kapitein C. L. van Pesch practisch te
oefenen.
Den 7den Juli werden de cadet-korporaals Van Bloemen
Waanders, Cassa, Van Dijk, Epkema, Graswinckel,
llackstroh, Van der Hoff, Hordijk, Klerks, Van Look
horst Milder, Mock, Noest, Suermondt, Struiken, Van
VisvlietWafelbakker en Whitlau tot cadet-sergeant
bevorderd, terwijl de cadet-korporaals Brijan, Dart,
Van DorssenGrandjeanPeelen en Völeker voorloopig
als zoodanig zouden dienst doen.
Eindelijk was de lang verbeide dag daar, waarop
wij met verlof konden vertrekkenen korten tijd