11 Een heldere meisjesstem klinkt: «Ik zou tocli die bouffante maar omslaan, Pa, hoor den wind eens gieren." »'t Is goed kind, geef maar hier," is 't ant woord, en de oude heer slaat den dikken doek om zijn hals en nu is hij dan ook klaar. De koetsier opent hem het portier en antwoordt op zijn «Ik zou maar niet gaan toeren, koetsier, rij maar fiks op," met een kort: «Bestig, mijnheer," en daar gaat het voort naar het station, dat spoedig bereikt is. De oude heer, dien wij Amsing zullen noemen, verlaat met vluggen tred het tochtige rijtuig en spoedt zich naar de warme, welverlichte wachtkamer, die op dit oogenblik niet zeer bezet is. «Hoe lang duurt het nog, eer de trein van G... aankomt," vraagt hij den rondslenterenden bediende. «Nog een kleine tien mi nuutjes, meneer," is 't antwoord, maar zoo lang be hoeft onze vriend niet te wachten. Daar klinkt reeds het lluiten van den naderenden sneltrein. Hij spoedt zich naar buiten op het perron en onderzoekt met vorschende blikken de uit de coupés stappende passa giers. Daar nadert hem een jonge man, die hem aanspreekt met de woorden: «Heb ik niet het genoegen den heer Amsing te spreken?" en deze: «Wel, Arnold, jongenhoe maak je hetik zou je waarachtig niet meer herkend hebben, wat ben je veranderd sinds ik je gezien heb. En hoe maakt het de familie, of wacht, vertel me nog maar niets, dat kan je straks wel doen, laten wij nu eerst maar maken, dat wij thuis komen." En zoo in één adem voortpratende, voert hij zijn jongen gast naar het gereedstaande rijtuig. Terwijl wij nu de heeren den weg huiswaarts laten inslaan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1884 | | pagina 167