12 kunnen wij die gelegenheid te baat nemen om den lezer bekend te maken met den hoofdpersoon van ons verhaal. Arnold Maas, zoo heette de gast, was de zoon van een oud academievriend van den heer Amsing. Hij had gestudeerd in de medicijnen en zou zich nu na volbrachte studiën in de stad X... vestigen. Na den dood zijner ouders, die kort na elkaar, een groot jaar voor den aanvang van ons verhaalwaren overleden had hij geruimen tijd in den vreemde verkeerd en was nu sedert een paar maanden in het vaderland teruggekomen, welken tijd hij had doorgebracht bij zijne familie te G Daar Arnold weinig kennissen te X... had, had de oude heer Amsing aangeboden den jongen man ge durende den eersten tijd van zijn verblijf wat tegemoet te komen en hem in verschillende kringen te introdu- ceerenwelk aanbod met dankbaarheid was aange nomen. Terwijl Arnold nog in het midden van zijn reisver haal is, houdt het rijtuig stil en de oude heer spreekt: «Zie zoo, jongen, daar zijn wij thuis. Maar spoedig er uit, want deze rammelkast is dan maar erg tochtig." De deur gaat open; de oude heer maakt het met den koetsier af, en beiden treden de gang binnen. Amsing geleidt zijn gast naar het woonvertrek, waar zijne dochter Anna de komenden ontvangt. De eerste begroeting van de jonge lieden is een beetje stijf. En hoe kan het anders? Er zijn verscheidene jaren verloopensinds zij elkaar hebben gezienen beiden zijn in dien tijd veel veranderd. Arnold herkent

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1884 | | pagina 168