21
open en een der werklieden van de spoorbrug trad
op Arnold toe: «Dokter, in Godsnaam, kom ons
helpen. De brug is door den lievigen storm bezweken
en ingestort. Verscheidene ongelukkigen zijn zwaar
gewond van onder het puin gered. Kom spoedig, eer
het te laat is. Ik heb u overal gezocht." De dokter
antwoordde met eenige geruststellende woorden en
keerde zich toen weer tot Anna. «Ik moet gaan,"
ging hij voort, «mijn plicht roept mij, maar spoedig
kom ik terug om. «Arnold, wees voorzichtig, ga
niet, denk om u zelf", en zachter: «denk om mij."
Maas, die zich reeds afgewend had om te gaan,
keerde terug. Een glans van vreugde vloog over zijn
gelaat en zijne imposante gestalte richtte zich hoog op
«Heb dank voor die woorden, Anna", zoo sprak hij.
«Ik kan niet anders, ik moet gaan; maar morgen zie
ik je weer en danHij greep haar hand en
drukte die met vuur aan zijne lippen. Toen ging hij
henen en spoedde zich naar de plaatswaar zijn plicht
hem riep. Hoe hij daar tot heil zijner medemenschen
alles deed, wat in zijn vermogen was, is te begrijpen.
Zijn kunst schoot echter te kort om ook den zwaar
gekwetsten Spruyt te redden. In zijn armen blies
deze den laatsten adem uit.
Den volgenden morgen vinden wij Arnold reeds
vroeg bij Amsing in druk gesprek met Anna. Wat
die twee daar bespraken en wat de gevolgen daarvan
waren, zal de goedgunstige lezer zelve wel kunnen
begrijpen. Dit is zeker, dat wij de jonge lui kort
daarna voor den ouden heer Amsing zien staan en
dezen hooren zeggen. «Nu, kinderen, als gij beiden