Aan
Venus, Juno en Minerva
Dongen om den prijs van 'tschoon;
Paris, die als rechter diende,
Gaf aan Venus d'eerekroon.
Doch als thans die herder leefde,
En 't nog aan zijn keuze stond
En hij d'appel nog mocht geven,
Haar, die hij de schoonste vond,
Dan gaf hij hem, u, o meisje!
Want gij zijt de schoonste op aard;
Schooner dan de zanggodinnen
Gij alleen zijt d'appel waard.