DE OORLOG 't Is midden in den strijd, 'tis sterven of verwinnen, Een wreede lust tot moord vervult hun aller zinnen, De dorst naar 's vijands bloed bezielt hun aller geest, Verwinnen of de dood is steeds hun leus geweest. Vooruitterug vooruit en andermaal keert weder; En elke nieuwe stoot werpt nieuwe offers neder De dood maait in het rond, zijn zeis spaart man noch paard Hun bloed mengt zich ineen, zij storten saam ter aard. Geschreeuw, gekerm, getier, het buld'ren der kanonnen, Het jub'len en gejuich van hen, die overwonnen, Doch straks met woest geweld teruggedreven zijn, Ontaardt hun menschlijk hart en doet hen leeuwen zijn. Zie ginds dien wreeden strijd, daar staan twee kloeke [mannen Elkander onbekend, hun krachten in te spannen, Oin met het snijdend zwaard, behendig gehanteerd, Den vijand te verslaan, die even kloek zich weert.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1884 | | pagina 180