31
al weet hij dat zeil niet: hij brengt den koopman het
blad met beursberichten, waarvan 's mans geluk of
ongeluk afhangt; den een brengt hij vroolijke, den
ander droevige tijding, het nieuws op elk gebied en
uit alle werelddeelen wordt door hem in den eigen
lijken zin van het woord verspreid.
Zelf in 't geheel niet van zijne waardigheid bewust,
stapt hij daarheen, alleen denkende, wat zijn ambt
aangaat, over de materieele voordeelen daarvan. En
waarlijk, die zijn nog niet zoo gering als men wellicht
zou meenenmoeder is op het einde der week wat
in haar schik, als zijn loon haar een kleine tegemoet
koming in het huishouden geeft. En dan kermis en
nieuwjaar. Dat zijn goede dagen voor onzen vriend.
Dan heeft hij beter den tijd en wacht hij geduldig tot.
de meid hem komt open doenwant immers dat
wachten zal beloond worden, en zijn wensch: «Pleizie-
rige kermis" of »Veel heil en zegen in 't nieuwe jaar"
wordt tegen klinkende specie ingeruild. De hem anders
zoo welkome brievenbus wordt door den ondankbare
met een onverschillig oog voorbijgezienmet een krach-
tigen ruk trekt hij aan de bel en hij herhaalt zijn
wensch, om met een lachend gezicht zijne feestgave
op te strijken. Op zulke dagen is de krantenjongen
best tevreden met zijne bediening, maar er komen
nndere dagen, wanneer hij de onaangenaamheden er
van des te meer gevoelt. Of de regen in stroomen
neervalt, of hagel- en sneeuwjacht hem in 't gezicht
slaan, hij moet er door en zijne vervelende taak
verrichtenmet hoeveel last zulks ook gepaard moge
gaan. Och, val dan den armen jongen niet te hard