IliÊIf II. Het is reeds lang, zeer lang geleden, zoolang, dat het jongere gedeelte der bevolking van een zeker dorp in Noord-Brabant het zich niet meer herinnert, dat de waard uit den Gouden Leeuwevenals elk ander dorpe ling den vroolijken morgengroet van den landbouwer beantwoordde. Strak staart hij thans voor zich uit, als bestond voor hem de wereld niet; nooit zag men hem ter kerke gaannooit kwam hij meer op de markt de speelmakkers zijner jeugd vermeed hij in één woord de waard van den Gouden Leeuw was een menschen- hater van de ergste soort. Maar niet altijd had de droefheid haar zetel in de herberg daar op den hoek van den straatweg opge slagener was een tijd geweest, dat zij weerklonk van het vroolijke feestgejoel der bruiloftsgastendat sparrengroen de lange, lage zaal versierde en dat de muziek ten dans noodde. Toen leidde de waard uit den Gouden Leeuw zijne jonge vrouw het huis zijner ouders binnen en ging de herberg zijn gulden tijd tegemoet. De dood, de onverbiddelijke wreede dood trad echter ook dat huis binnende jonge gade ging uit de gelukkige woning, om daarin nooit weder te «Wtjw

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1884 | | pagina 195