42
Sinds dien tijd was de waard uit den Gouden Leeuw
geworden, zooals wij hem in het begin van ons ver
haal ontmoetten. Het meisje groeide op; haar echter
ontbrak de teedere liefde eener moeder; wel droeg
zij haar grootvader die hartelijke genegenheid toe,
welke kinderen hunnen verzorgers schuldig zijn, maar
de norsche grijsaard was zeker niet geschikt om het
gemis van ouders te vergoeden.
Zoo groeide zij op tot, eene schoone maagd; de lief
devolle zorg van den ouden man om haar van de
buitenwereld afgescheiden te houden was oorzaak dat
zij onbekend bleef met de smet, die op haar geboorte
rustte, en mocht het haar soms vreemd vallen, nooit
van vader of moeder te hooren gewagen, de strenge,
oude man bood zeker geene gelegenheid aan om in
dit opzicht tot vraagbaak te dienen.
De meizon schijnt door de kleine in lood gevatte
ruitjes van de gelagkamer in den Gouden Leeuw. Aan
een klein tafeltje bij het raam zit de waard hij houdt
zich bezig met het nazien van de pachtcontracten
voor den aanstaanden zomer. Het zou moeielijk zijn
den krachtvollen man van weleer in dezen grijsaard,
gebogen onder den last van het leed van zoovele jaren
terug te vinden, het lijden had hem ziel en lichaam,
gesloopt.
Zijn eenige hartstocht, het doel zijns levens, waar
voor hij dag en nacht werkte, waarop al zijn denken
en handelen gericht was, werd nu de vrij groot,e