EEN VRIENDIN. Voor tijden leerde ik kennen Een meisje lief en fijn, Met kleine, blanke handjes; 't Gelaat was als satijn. Het donkerblauw der oogen Zoo helder rein en zacht, De weerschijn van het harte, Bezat een tooverkracht. De wenkbrauw, hoog en donker, Zoo fijn en glanzend zwart, Getuigde steeds van vreugde; Zij kende pijn noch smart. Hoe fijn en rood die lippen Wat. was dat mondje klein En de elpenbeenen tandjes Hoe helder, wit en rein.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1884 | | pagina 204