FRIESLAND'S RAIP.
i.
Verplaatsen we ons eenige oogenblikken in liet
noorden van Friesland.
't Is vroeg in den morgen. De zon is pas boven
de kimmen gerezen en spreidt een tooverachtigen glans
over de lichtbewogen zee.
Hare stralenbundels weerkaatsen op de elkaar lang
zaam na rollende golfjesdie, achtervolgd door een
zachten zuidenwind van den zeedijk afvloeien. Meeuwen
en tal van andere zeevogels zweven onder vroolijk ge
schreeuw over hbt waterof zetten zich nu en dan
op een der dijkpalen neer, terwijl de talrijke vis-
scherspinken en veerschependie nu eens toegeven
aan den druk van den afzakkenden vloed en dan
weder tegengehouden worden door hunne ankers en
touwenzich voortdurend in schommelende beweging
bevindenals wuifden ze met hunne gekleurde wim
pels den komenden dag toe.
Op en achter den dijk is alles in beweging. Vis-
schers torsen hunne netten naar de schuiten, vrouwen
en kinderen brengen onder vroolijk gelach de noodige