55
't Was een schoon gezichtal die vlugge scheepjes
voortgestuwd door een stevige noorden briesover de
watervlakte te zien glijden, nu eens den spiegel, dan
weer den boeg uit het zilte nat opheffende.
Niet lang duurde echter de tot nog toe zoo voor
spoedige vaart, want de wind kromp en legde zich
eindelijk geheel neder. De zeilendie eerst bol ston
den door den wind, hingen nu slap langs de masten
neer. Onbewegelijk lagen de schuiten thans op het
water.
Aan den noordelijken horizon vertoonde zich een
zwarte wolk, die, allengs aangroeiende, weldra als een
donker floers den hemel bedekte. Het water, eerst zoo
helder, nam eene groenachtige, bijna zwarte tint aan.
«Zeilen bergen!" roept de aanvoerder. Oogenblik-
kelijk wordt aan dat bevel voldaanen de scheepjes
liggen weldra onttakeld op het, water. Met angstige
blikken zien de schepelingen naar het noorden en
overal hoort men de opmerking makendat de storm
niet lang zal uitblijven. Ouderen van dagen geven tal
van raadgevingen ten beste.
Daar breekt de storm los. De eene golf na de
andere valt met donderend geweld op de scheepjes.
Nu eens hemelhoog opgehevendan weer in de diepte
verzinkend, zijn ze geheel overgegeven aan de woe
dende zee. Bliksemstralen doorklieven de lucht en
geven nu en dan gelegenheid het tooneel te overzien.
In doodsangst klemmen de visschers zich aan de ranke
vaartuigen, die niet langer naar het roer luisteren.
Allen zijn doorweekt van het koude zeewater en
van den stortregen, die in stroomen neder valt. Som-