61 Gij oogst den lof der wereld in Voor 't geen gij hebt gedaan Die lof, hij is u geen gewin Maar brengt u smarten aan. Hij is gegrond op 't zieleleed Van 't diep verwonde hart Dat gij moedwillig bloeden deedt, En liet vergaan van smart. Al was er veel verkeerds in mij Al heb ik veel misdaan Waarom, o Hemel! moest juist zij Mijn bart die wonde slaan. Bedrieg u zeiven echter niet, Waneeer gij soms vermeent Dat alle liefde ons hart verliet Dat niets ons meer vereent. Niet plots'ling toch wordt hart van hart En ziel van ziel gescheurd; Waar scheiding is, daar blijft de smart; Men zwijgt; maar toch, men treurt. Ons leven spoedt zich rust'loos voort, Maar brengt geen vrede aan; Steeds wordt genot en vreugd verstoord; Geluk! 'tls ons ontgaan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1884 | | pagina 217