64
Maar 't is gedaan; niets baat mij meer,
En ijdel is mijn klacht,
Niets brengt mijn ziel den vrede weer,
Niets, dat mijn leed verzacht.
Ik klaag niet meer maar in mijn hart
Zal steeds een stemme zijn,
Die mij vervult met diepe smart,
En weergalooze pijn.
Vaarwel! thans rest mij slechts de dood,
'k Ben eenzaam en alleen
Hij kan mij redden uit mijn nood,
Vaarwel! 't Is alles heen.