88 Tracht die makkers te evenaren, Wees kloekmoedig, onversaagd; Maar draag zorg, dat gij uw leven, Nooit te roek'loos voor ons waagt. Want eerst hij kan moedig heeten, Die, ook in den grootsten nood, Steeds zijn kalmte kan behouden, Zelfs bij 't grijnzen van den dood. En zijt ge eenmaal in den vreemde, Ver van bloedverwanten af, Denk dan eens aan de Academie, Die u zooveel vrienden gaf. Ja, de dagen daar gesleten, Door zoovelen u benijd, Zult ge dikwijls nog herdenken, Als ge in Insulinde zijt. Want al wierpen soms die dagen, Enk'le doornen op uw paan, Och! vergeet dan niet de rozen, Die zij strooiden langs uw baan. Nu, vaarwel dan! blijf, getrouwe Aan uw vaderland en Vorst, En keer weer met roem en eere, 't Ridderteeken op de borst. G. C. F. A.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1884 | | pagina 244