EENE IJSPARTIJ.
Wat ik u nu ga vertellen is werkelijk gebeurd,
toen ik nog een kleine jongen van een jaar of zeven
was en niet mijne familie te Tjilatjap woonde. Toe
vallig woonde mijn neef daar ookhij was ollicier
van gezondheid, en nog ongetrouwd. Nu, van dezen
neef zal ik iets verhalen, en wel een zijner grappen,
die ik echter toen niet grappig vond, daar ik naar
mijne meening het meest van allen er bij geleden heb.
Ik heb mijn neef zijn grap dan ook lang na dien ver
weten, en uit wraak zal ik nu zijn guitenstreek aan
ieder, in al zijn geur en kleur, verhalen. Dit zal mijn
neef, die nu getrouwd is en ook in Holland woont,
wel minder bevallen, maar daarom doe ik het juist.
De pers zal nu voor altijd zijn schelmstuk in het
heldere daglicht stellen.
Evenals alle schrijvers, wil ik ook eerst eene be
schrijving geven vat) mijn hoofdpersoon. Lang zal ze
echter niet zijn.
Stel u dan maar een jongen dartelen bok, met al
zijne zotte streken, in menschelijke gedaante voor, en
ge hebt een vrij sprekende beeltenis van mijn neef. Ik
wil hiermede niet zeggen, dat mijn neef het voorkomen