m
100
Ginds weer een boerenkind het hoofd van t lijf gereten,
Een vogelschrik op 't veld meêdoogenloos verscheurd,
Een varken met zijn trog en al uit 't hok gesleurd
Kortom, hij pleegde zulke afschuwelijke zaken,
Dat men begreep daaraan een eind te moeten maken.
Yan alle zijden klonk dan weldra ook de kreet:
»0pBrabant's jonglingschapmaakt u ten strijd gereed
«Vergeet uw veeten, nu 'tgevaar u allen dreigt,
«En velt dit monster, dat naar bloedige ofters hijgt!
Door ieder Bosschenaar werd duid lijk nu bewezen
Dat Bato's heldengeest weer in hem was verrezen;
En al wat leven had en moed
Gedekt was met een mannenhoed,
Kwam achter lessenaar of toonbank ras van daan
En wapende zich fluks of gordde 't harnas aan.
En weldra dan zag men ook talrijke scharen
Van krachtige Nimrods ter wolvenjacht varen.
Den gouverneur behaagde het zelfs te déclareeren
Dat hij zijn leven zelfs niet wilde menageeren
Hij liet integendeel de «beau-monde inviteeren,
Om «en p'tit comité" den wolf eens te attakeeren.
En daags daarna toog hij met heel zijn jaag renstoet
Ter wolvenjacht de poort uitte paard en te voet.
0 wee uarme schapendief
Waar bergt ge u, hebt ge uw leven lief?
Nu zooveel dappre lieden
Het op uw leven munten gaan,
Zult gij hen trachten te weerstaan
Zult gij nog weerstand bieden